Dat thuiswerken kan weleens structureel van karakter blijken te zijn, ook als het virus in Nederland uitgewerkt is. Uit onderzoek van Rabobank blijkt dat zeker in de Randstad ruim 40 % van alle banen thuis uitgevoerd kan worden. Dat heeft er mee te maken dat in dit deel van Nederland het economisch accent zwaar op de zakelijke en financiële sector leunt.
Extra kamer
Thuiswerken is geen onverdeeld genoegen, ook dat heeft de pandemie geleerd. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving komt naar voren, dat het merendeel van de mensen dat in de steden werkt, daar ook woont. In de grote steden zijn echter weinig riante woningen. Zeker wie in steden als Amsterdam, Utrecht of Den Haag woont, komt daar al heel snel achter. Het gemiddeld woonoppervlak is vaak gewoon te klein en is er nog vaker geen tuin. Ouders en kinderen lopen elkaar al heel snel voor de voeten wat de huisvrede niet ten goede komt.
Een logisch gevolg is dat veel thuiswerkers op zoek gaan naar een huis met een felbegeerde extra kamer. Die zijn er in de grote steden niet. Bij het woningbouwbeleid in de grote steden is het accent meer en meer komen liggen op het bouwen van kleinere woningen. Die zijn betaalbaarder, waardoor starters op de woningmarkt ook aan bod kunnen komen. In Amsterdam waren in 2018 vier op de tien nieuwbouwhuizen kleiner dan 50 m2. Stadsbesturen zien zich voor een dilemma geplaatst. Ze hebben de morele plicht om jongelui kansen te geven op de woningmarkt door betaalbare huizen te bouwen voor deze groep. De ruimte in de stad is echter beperkt en dus is het voordeel voor de een het nadeel voor de ander. Meer kleine woningen bouwen zal ten koste gaan van de vraag naar grotere woningen. Wordt echter niet aan de vraag voldaan, dan dreigt die groep woningzoekers de stad te verlaten en zijn woningheil elders te zoeken. Dat zien stadsbesturen liever niet gebeuren. Verzin een list, jonge vriend, zou Olivier B. Bommel in dit soort omstandigheden verzuchten.
Tuin
Dat een deel van de zoekers naar een extra kamer uiteindelijk toch de stad gaan verlaten, lijkt onontkoombaar. In de stad is nu eenmaal het appartement de norm. Uit onderzoek van Funda blijkt dat niet alleen het verlangen naar een extra kamer groter is geworden, maar ook het hebben van een tuin begerenswaardig is geworden. Maar voor een tuin kun je maar moeilijk in de grote steden terecht. Het hebben van een tuin is waarschijnlijk ook de reden dat niet-stadsbewoners in de coronatijd tevredener zijn met hun woonomstandigheden dan de stadsbewoner.
Jongeren
Voor één groep Nederlanders maakt het allemaal weinig uit, Corona of geen Corona. Hun positie op de woningmarkt is zwak en blijft zwak. Sterker nog, overheidsbeleid zorgt ervoor dat hun positie relatief steeds zwakker wordt. Het gaat om de jongeren onder ons, de starters die op zoek willen gaan naar een eerste woning. Het vinden van een eerste eigen woning was al een schier onmogelijke opgave dankzij torenhoge huizenprijzen, dito huurprijzen en strenge hypotheekeisen. Maatregelen van de overheid om hun lot te verlichten hebben tot dusverre averechts uitgepakt.
Neem als voorbeeld de afschaffing van de overdrachtsbelasting voor huizenkopers onder 35 jaar. Afschaffing van deze belasting scheelt al snel EUR 7.000 op een gemiddelde koopwoning. Een mooi en sympathieke maatregel zou je zeggen. Maar nee, in de praktijk blijkt dat de woningzoeker dit voordeeltje inzet in zijn biedingenstrijd om de schaarse woning. De cijfers liegen er niet om. Sinds de afschaffing van de overdrachtsbelasting registreerden CBS en Kadaster de hoogste prijsstijging in meer dan 20 jaar. In krap drie maanden tijd werd de gemiddelde koopwoning maar liefst EUR 17.000 duurder.
Ook andere voorstellen in de politiek lijken de positie van de starters op de woningmarkt eerder te verzwakken dan te versterken. Voorstellen als het verlenen van een extra lening op de hypotheek of subsidie bij het kopen van een nieuwbouwwoning zullen naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde effect hebben. Jongeren zullen deze voordeeltjes in de strijd werpen om een huis te bemachtigen met als effect dat huizenprijzen nog verder stijgen en hun lasten en schulden alleen maar groter worden. De politiek lijkt vooralsnog blind en doof voor deze nadelige gevolgen. De maatregelen ogen sympathiek en kosten de schatkist niets!
De jongeren hebben echter bijna niets meer te willen. Ze moeten blij zijn met een sigaar uit eigen doos, maar zijn slachtoffer van wanbeleid door de overheid. Denk aan de stikstof- en Pfas-crisis. Die ettert maar door zonder dat er nog maar een begin van een oplossing in zicht is. Denk aan het woningmarktbeleid van de afgelopen drie kabinetten Rutte. De markt zou de problemen op de woningmarkt gaan oplossen. Nee, dus. Sinds de financiële crisis zijn de problemen in sneltreinvaart de pan uit gerezen. De overheid stond erbij en keek ernaar. Sterker, door de boeteheffing opgelegd aan de woningbouwcorporaties werden problemen nog verergerd. In 2019 becijferde ABF Research de tekorten op de woningmarkt op pakweg 300.000 woningen. Nu amper twee jaar later worden de tekorten boven de 400.000 woningen geraamd. Pas rond 2030 is enige verlichting van betekenis te verwachten. Voor de groeiende uitzichtloosheid zal de samenleving op termijn een nog onbekende rekening betalen. Dat kan niet uitblijven.