Wie gaat onze huizen bouwen?

Het ziet er naar uit, dat het decennium 2020-2030 er een wordt van een onophoudelijke reeks van crises. We struikelen werkelijk van de een in de ander.

Het rijtje mag zo onderhand bekend heten. We hebben een stikstof- en ammoniakcrisis, een migrantencrisis, een koopkrachtcrisis, een energiecrisis en een klimaatcrisis. Oh ja en niet te vergeten; we hebben natuurlijk ook een woningcrisis.

Na jaren van doelbewust wegkijken zien overheid, bedrijven en de burger zich geplaatst voor een bijna onwarbare kluwen van problemen die allemaal prioriteit verdienen.

Woningmarkt

We beperken ons in dit verhaal tot de crisis op de woningmarkt.

Die is grotendeels van eigen makelij. Was het niet minister Stef Blok die in 2017 parmantig verklaarde dat hij het ministerie van Volkshuisvesting overbodig had gemaakt? In zijn optiek draaide de woningmarkt als een zonnetje en daarmee was de woningmarkt feitelijk af. De markt zou voortaan elk probleem effectief en snel de wereld uitwerken.

Zijn woorden ademden een ongekende ubris (overmoed en arrogantie). We weten uit de Griekse mythologie dat ‘de Goden’ menselijke ubris steevast zwaar afstraffen. Dat is ook ditmaal gebeurd. De woningmarkt verkeert in de grootste crisis sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw.

De opgave is gigantisch. Zo rond 2030 moeten er ongeveer 300.000 woningen in wat voor vorm dan ook bijgebouwd zijn vergeleken met 2019. Dat betekent dat er jaarlijks pakweg 90.000 nieuwe woningen bij moeten komen. Alleen dat al betekent een productieverhoging van 25% ten opzichte van de huidige situatie.

En dan praten we maar niet over de 1,7 miljoen woningen die in dezelfde periode verduurzaamd moeten worden. Met elke dag die verstrijkt lijkt de kans dat deze doelstelling gehaald wordt, kleiner.

De stikstofcrisis speelt hier een rol. Er mag in veel regio’s simpelweg minder of amper gebouwd worden. Maar ook Covid en de oorlog in Oekraïne pakken verkeerd uit. Aanvoerlijnen van noodzakelijke grondstoffen zijn geheel of gedeeltelijk verstoord en de energiecrisis wordt met de dag ingrijpender. Het blad De Aannemer kwam in juli met een artikel waarin een alarmerend beeld van de bouwsector geschilderd werd. Zowel op korte als op de lange termijn zijn de vooruitzichten matig tot slecht, terwijl de maatschappij schreeuwt om woningen.

Bouwkosten

Hoe kan dat? Op de korte termijn zijn het vooral de bouwkosten die een steeds grotere hinderpaal voor de sector vormen. Die kosten lagen in het 1ste kwartaal van 2022 15% hoger dan een jaar eerder. Het gaat dan om de prijs van energie en de schaarste van producten. Daardoor worden bouwprojecten duurder en dat leidt tot uitstel van nieuwe bouwprojecten, in de hoop dat de kosten op termijn wat gaan dalen.

In april van dit jaar werden er 28% minder vergunningen verstrekt dan in 2021. Sowieso noteert het blad dat daling van het aantal afgegeven vergunningen kenmerkend is voor het lopende jaar.

Krimp in verleende vergunningen

Personeel

Bouwkosten kunnen gaan normaliseren, wanneer bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne ophoudt. Dat is heel goed mogelijk, zij het dat het er niet naar uitziet dat zulks snel gaat gebeuren. Een 2e probleem is ook nijpend, maar daar ligt een oplossing niet in het verschiet. Dat probleem heet personeel.

De bouw schreeuwt om personeel. Het aantal onvervulbare vacatures blijft maar stijgen. Het is niet langer mogelijk een blik werknemers open te trekken, zoals dat tot enkele jaren wel mogelijk was. Veel bouwvakkers, die in de crisis van 2008/15 ontslagen werden, zijn hun heil elders gaan zoeken en komen niet meer terug. Het probleem van het tekort aan handjes wordt nog verdiept door de verwachting dat ook in de komende jaren de instroom van nieuwe werknemers aan de lage kant zal zijn.

De hofleverancier van de bouwsector, het MBO, levert niet of onvoldoende. De belangstelling van jonge studenten voor relevante vakken lijkt eerder te tanen dan te stijgen. De instroom in de grote opleiding Middenkader Bouw en Infra is met 12% gedaald.

De terugloop in de belangstelling heeft de sector misschien ook wel (deels) aan zichzelf te danken. Tijdens de crisis in het afgelopen decennium haalde de sector heel veel goedkope krachten uit Oost- en Midden Europa. Nederlandse werknemers moesten op grote schaal het veld ruimen. Daardoor kreeg de sector als vanzelf een slechte naam bij jongelui die een beroepskeuze moesten doen. Een slechte reputatie poets je niet zo gemakkelijk weg!

Belangstelling cruciale opleidingen bouw is tanende

Boontje komt om zijn loontje, zou een cynicus kunnen opmerken. Het wordt voor de bouw, zeker sinds de coronacrisis, steeds moeilijker arbeidsmigranten te werven. In de traditionele wervingslanden slaat de vergrijzing nog veel harder toe dan in Nederland. Ook daar liggen de banen voor het oprapen. Dankzij goede economische vooruitzichten wordt er beter betaald. Men hoeft niet zo nodig meer naar een land waar je als arbeidsmigrant op zijn best maar zo zo behandeld en betaald wordt.

De problemen zijn dus groot en gaan voorlopig niet weg. Het probleem is misschien ook nog eens onnodig geïntensiveerd, omdat Bouwend Nederland te weinig in innovatie heeft geïnvesteerd. Met enige overdrijving kun je stellen dat een huis nog steeds op dezelfde manier gebouwd wordt als 500 jaar geleden. Pas nu de omstandigheden zeer dwingend zijn, kijken bouwers naar oplossingen als robotisering en prefab bouwen. Er is echter nog een wereld te winnen, zo constateert bijvoorbeeld ook een bank als ABN Amro in een recente rapportage.  Voor de woningzoekende is het echter allemaal too little too late!